Urenco/UCN Almelo

De uraniumverrijkingsfabriek en de fabriek voor de ontwikkeling en bouw van centrifuges in Almelo en de samenwerking tussen Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland

VROM: "geen dumping afval Urenco in Rusland"

17 april 2007

De Raad van State beslist dat Urenco door mag gaan met de transporten van verarmd uranium naar Rusland. De eis van Greenpeace dat de vergunning vernietigd moet worden, wordt afgewezen. De RvS volgt hiermee het standpunt van VROM dat het transporteren van uranium door Urenco naar Rusland geen dumping van radioactief afval is. Het gaat om het verarmd uranium dat Urenco (ook de verrijkingsfabriek in Almelo) volgens een in 1996 getekend contract vervoerd naar Rusland, met als officiële reden herverrijking tot natuurlijk niveau. Volgens de minister gaat het niet om afval, want het is een grondstof en een deel ervan (20% volgens de minister) wordt aan Urenco teruggeleverd. En er zijn ook "geen indicaties dat de opslag (…) op een niet adequate wijze plaatsvindt". Volgens sommige experts is het percentage splijtbaar U-235 in het uranium ondertussen zo laag dat het economisch gezien onzin is om dat naar Rusland te vervoeren voor herverrijking. Door die lage 'tails assay' is het percentage dat terug komt zo weinig, dat er gesproken moet worden van de facto dumping. Berekend is dat het voor Urenco economisch zeer voordelig is om het uranium in Rusland te laten herverrijken, nog afgezien of er natuurlijk uranium terugkomt, omdat men het verarmd uranium anders als radioactief afval in Nederland op moet slaan.
Op 22 januari 2008 wordt bekend dat Rusland niet alleen herverrijkt tot natuurlijk U-235 niveau (0,8%), maar zelfs tot 4,5%. En dat is opmerkelijk. "Vanwege deze 'concentratie' is de terug te zenden hoeveelheid in verhouding veel minder", schrijft de minister, en houdt nog steeds vol dat het niet om dumpen van afval gaat.
Ook in hoger beroep geeft de Raad van State in april 2008 Greenpeace ongelijk: Urenco mag doorgaan met de transporten.
Uitspraak Raad van State, 23 april 2008




Nederlandse splijtstof in Dodewaard

3 september 1974

Na de jaarlijkse splijtstofwisseling wordt de kerncentrale in Dodewaard in gebruik genomen met splijtstofelementen waarvan het uranium verrijkt is in Almelo en waarvan de fabricage uitgevoerd is door Interfuel in Petten. Voor zover bekend is het voor het eerst dat ergens ter wereld met centrifuges verrijkt uranium in een reactor wordt gebruikt. Het is zeker de eerste keer dat zowel het verrijken als de fabricage van splijtstofelementen in Nederland plaatsvindt. Het gebruikte uitgangsmateriaal (het uranium dat verrijkt wordt) is het restant van het door Nederland in 1939 aangekochte uranium.




Vergunning Duits-Nederlandse 200-tons fabriek

Opstelling van centrifuges
18 juli 1974

Minister Lubbers geeft vergunning voor de bouw van de gezamenlijke Duits-Nederlandse 200 SWU-verrijkingsfabriek, de SP3. De vergunning is al op 14 december ’73 aangevraagd, maar pas op 1 februari bekend geworden. De uitbreiding (met centrifuges van Duitse makelij) moet volgens de huidige planning in 1977 zijn voltooid. Dan moet ook het huidige stadium van de proeffabriek (25 ton) eindigen. In maart werd onder leiding van een elf leden tellende commissie de bezwaren tegen de voorgenomen bouw in behandeling genomen. Een belangrijk punt van kritiek was het ontbreken van voldoende duidelijke informatie. De milieufunctionaris van de Stedenband verklaarde dat hij pas drie dagen van te voren op de hoogte werd gesteld van de plannen van Urenco en het veiligheidsrapport. Het Waterschap maakt bezwaar tegen de fluorlozingen die in de vergunning worden toegestaan.




Eerste deel Duitse SP2-fabriek in Almelo in bedrijf

4 oktober 1972

In Almelo wordt het eerste deel van de Duitse proeffabriek, de SP2, in bedrijf genomen. De aandeelhouders zijn: UCN en Uranit elk 49%, BNFL 2%. De capaciteit is nu ongeveer 5 ton swu/jaar en de fabriek wordt uitgebreid tot 25 ton per jaar die in de herfst van 1975 moet zijn voltooid. Volgens UCN-plannen gepresenteerd in september, moet zowel in Almelo als in Capenhurst voor 1976 demonstratiefabrieken gereed zijn met elk een productie van 200 ton verrijkt uranium per jaar. In 1980 moet die capaciteit, volgens die plannen, voor elke fabriek zijn uitgebreid tot 1000 ton per jaar. De optimistische plannen zijn ontstaan omdat de Verenigde Staten hun voorwaarden voor de levering van verrijkt uranium flink hebben aangescherpt, zowel qua prijs als wat leveringsvoorwaarden betreft.




Vergunning voor Duitse verrijkingsfabriek in Almelo

september 1971

Het ministerie van EZ geeft de vergunning in het kader van de Kernenergiewet af voor de bouw van de Duitse verrijkingsfabriek in Almelo (de SP2). Duitsland mag volgens het naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog getekende Verdrag van Parijs niet zelf uranium verrijken om te voorkomen dat men zou kunnen komen te beschikken over kernwapens. Omdat men een van de drie partners in Urenco is, bouwt men nu een verrijkingsfabriek in Almelo. Bij de hoorzitting voor de vergunning zijn er ongeveer 25 bezwaarschriften, vooral over de ‘alibi’ functie die de fabriek voor Duitsland heeft om toch ‘atomwaffen-faehiges material’ te verkrijgen, maar ook over kernenergie algemeen. De bouw is al in mei 1971 begonnen.




Kostenstijging proeffabriek

8 september 1971

Volgens een nota die de minister van EZ krijgt blijkt dat de bouwkosten van de UCN proeffabriek in Almelo al flink zijn gestegen. Werd eerst nog uitgegaan van 45 miljoen gulden, nu zijn de kosten al opgelopen tot “eerder 75 miljoen.“ De bouw heeft ook veel vertraging opgelopen, in bedrijf komt de fabriek in elk geval niet meer in 1971, hoewel dat wel de bedoeling was. Het zal zeker niet eerder dan eind eerste kwartaal ’72 worden.




Kistemaker en de Cellastic Affaire

Cover van het boek van Klinkenberg
31 maart 1971

Naar aanleiding van het eind februari verschenen boek van Wim Klinkenberg ‘De ultracentrifuge 1937-1970’, dient PSP-kamerlid Van der Spek tijdens het Kamerdebat over het Verdrag van Almelo op 2 maart een motie in, waarin hij de regering verzoekt de documenten van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, die betrekking hebben op de Cellastic-affaire of die anderszins met professor Kistemaker in verband staan, openbaar te maken. Van der Spek noemt Klinkenberg’s boek een “niet-complete legpuzzel, waarin wordt gesuggereerd dat het ultracentrifugeproject een voortzetting is van het Duitse A-bom-project, waarbij dezelfde personen en instanties zijn betrokken.“ Volgens Van der Spek moeten deze beschuldigingen ernstig worden genomen. Nadat de regering de moties sterk ontraden, halen die het bij de stemming op 31 maart dan ook niet. Er bestaat ook onduidelijk over de zuivering van Kistemaker voor z’n promotie in november 1945.
[zie ook het Dossier: Kistemaker]




Kamer akkoord met Almelo-verdrag

9 maart 1971

Uit het Kamerdebat over het op 4 maart 1970 getekende Verdrag van Almelo, komt naar voren dat de Tweede Kamer vrijwel eensgezind de bouw van de ultracentrifugefabrieken in Almelo en de samenwerking op dit gebied tussen Nederland, Engeland en West-Duitsland zal goedkeuren. Alleen de PSP en CPN stemmen tegen, de PPR komt pas bij de verkiezingen, anderhalve maand later, voor het eerst in de Kamer. De PvdA en D66 gaan akkoord na enkele toezeggingen van minister Luns. Onder meer dat er alleen verrijkt uranium naar Frankrijk mag worden geëxporteerd onder de strikte voorwaarden dat het niet voor militaire doeleinden wordt gebruikt of zal worden doorgevoerd naar een derde land. Frankrijk weigert tot nu toe het NPV te tekenen, doordat Brussel (Euratom) en Wenen (IAEA) nog niet tot overeenstemming zijn gekomen over de controle op de atoomindustrie in West-Europa. Uiteindelijk geeft de Kamer op 9 maart haar goedkeuring aan het Verdrag van Almelo. Daarom kan het op 19 juli van kracht worden. Het heeft een looptijd van 10 jaar (1981) en kan dan verlengd worden.




Proefverrijkingsfabriek gereed

november 1970

De technische inrichting van de 25 ton SWU proefverrijkingsfabriek die gebouwd is op een terrein van Philips in Almelo is klaar, zodat begonnen kan worden met de fabricage van de centrifuges. Daarbij treden echter ernstige tegenvallers op.
Eerder liet UCN-directeur prof. dr. M Bogaardt weten dat Nederland een paar jaar voorsprong heeft op Engeland en West-Duitsland, zodat de Nederlandse centrifuges als beste uit de bus zullen komen. Die inschatting blijkt achteraf niet juist en mede veroorzaakt door de geheimhouding, waardoor slechts weinig informatie wordt gedeeld. Door de tegenslagen is men gedwongen veel meer informatie uit te wisselen met de partners en veranderingen aan te brengen in de fabricage. In het voorjaar (1970) is de gehele inventaris van de centrifugefabriek, die tijdelijk ondergebracht was bij de precisiegieterij Cirex, verhuisd naar de nieuwgebouwde fabriek. Sinds de start in september 1969 is het personeelsbestand gegroeid tot 120 mensen. De Duitse tak van Urenco, Uranit, verwacht dat in het voorjaar van 1971 in Almelo kan worden begonnen met de bouw van de Duitse proeffabriek (SP2).


Trefwoorden:


Ondertekening Verdrag van Almelo

4 maart 1970

In het gemeentehuis van Almelo wordt het Verdrag van Almelo ondertekend. Het is een overeenkomst bereikt tussen Nederland, Verenigd Koninkrijk en West-Duitsland over het ultracentrifuge verrijkingsproject. Afgesproken wordt dat de landen samen industriële ondernemingen opzetten voor de fabricage van centrifuges en voor de bouw van verrijkingsfabrieken door middel van de ultracentrifugetechniek. In eerste instantie zullen de landen een proeffabriek bouwen met elk hun eigen type centrifuge. In de Bondsrepubliek kan geen proeffabriek worden gebouwd omdat dit wordt verboden door de Parijse akkoorden (die tot eind 1981 van kracht zijn) van oktober 1954 waarin plutonium en tot meer dan 2,1 procent verrijkt uranium uitdrukkelijk worden beschreven als essentiële onderdelen van een atoomwapen waarvan de productie op West-Duits grondgebied niet is toegestaan. Daarom zal de Duitse proeffabriek gebouwd worden op het terrein van de UCN. West-Duitsland heeft dan nog niet eens het Non-Proliferatie verdrag geratificeerd. De Tweede Kamer zal pas in maart 1971 goedkeuring aan het Verdrag van Almelo geven waardoor het in juli 1971 van kracht wordt.
Vijf dagen na de ondertekening van het Verdrag wordt in Almelo een kleine demonstratie gehouden waaraan zo’n 50 mensen deelnemen. Met Pinksteren, in mei, zijn er 2500 mensen op het jaarlijkse ANJV-tentenkamp (dit jaar toevallig) in Almelo die ook tegen Urenco demonstreren.




Inhoud syndiceren