- Instituten:
- onderzoeksinstituten
Formele oprichting COVRA BV.
Formele oprichting van de Covra B.V (de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval) die verantwoordelijk wordt voor opslag en beheer van al het in Nederland geproduceerde radioactief afval. Maar omdat de “definitieve vormgeving van deze vennootschap meer voorbereidingstijd vergt“ heeft de minister van VROM (namens EZ, SZ, SZW en F) voorlopig voor een projectmanager en deze vorm (BV) gekozen, zodat er alvast “terwille van een tijdige realisering van de interim-opslagfaciliteit“ (in Velsen, schrijft minister Winsemius) een aanvraag in het kader van de Kernenergiewet ingediend kan worden. De BV houdt in dat de ‘projectmanager’ alle aandelen krijgt min 1, die afgegeven wordt aan het Rijk. Op deze manier is er meer tijd om met de belangrijkste producenten te onderhandelen over deelname in de vennootschap.
Covra moet zich bezig gaan houden met de zorg van radioactieve stoffen nadat de oorspronkelijke gebruiker of producent daarvan afstand heeft gedaan. Die zorg betreft alle milieuhygiënische aspecten van het afval (dus ook eindopslag).
Het eerste Covra personeel begint per 1 april 1984 en per 1 oktober 1984 neemt het de inzamelfunctie (bij ongeveer 300 instellingen –ziekenhuizen, laboratoria, industrie en kerncentrales) van laag- en middenactief afval over van het ECN (die dat sinds 1963 doet) en gaat tevens de loods die voor de opslag op het ECN-terrein in gebruik is, beheren. Een nieuwe aandelenstructuur, waarin ook de producenten participeren, zal pas in 1986 van de grond komen.
Geen dumping maar tijdelijke opslag bij ECN
De gemeenteraad van Zijpe gaat akkoord met opslag van radioactief afval (LAVA en MAVA) op het ECN-terrein voor een periode van 5 jaar, met eventueel mogelijkheid tot verlenging van nog eens 5 jaar. De gemeenteraad had in mei 1981 nog een motie aangenomen de opslag niet verder uit te breiden, maar nadat minister Winsemius en de provincie Noord-Holland, de ECN hadden genoemd als beste locatie, ging de ECN snel akkoord. De gemeente komt hierdoor onder zware druk te staan en gaat uiteindelijk akkoord. Hiermee is het dumpen van het afval in zee definitief van de baan en kan er gezocht worden naar een andere locatie. Velsen valt af. De reguliere raadsvergadering 2 dagen eerder was niet doorgegaan omdat de raadszaal door antikernenergie activisten was bezet.
Eindrapportage KEMA-afval
De langverwachte brief van de minister VROM verschijnt met de eindrapportage over de ‘verwijdering van radioactief afval van het KEMA-terrein te Arnhem’. Er zijn wel wat onverwachte vondsten. In tegenstelling tot de meerdere malen uitdrukkelijk ontkenning van de KEMA blijkt er toch (hoog) verrijkt uranium begraven te zijn en ook de vondst van radium is bijzonder. In totaal is er natuurlijk uranium, natuurlijk thorium, thorium-230, verrijkt uranium, Cobalt-60, Cesium-137, Europium-152 en 154 en Radium-226 gevonden. Winsemius zegt nonchalant dat de “destijds door de KEMA uitgevoerde scheiding van afval van verschillende oorsprong niet altijd optimaal heeft gefunctioneerd“ en dat de vondst van verrijkt uranium en radium “niet voorzien“ was. Alles (behalve een klein deel voor nader onderzoek) is ondertussen in zee gedumpt.
Begraven KEMA-afval in strijd met toen-geldende regels
De minister antwoordt op nadere vragen dat het begraven van verrijkt uranium op het KEMA-terrein in strijd was met de toen geldende interne voorschriften en regels van de KEMA, en het OM heeft ook geconstateerd dat door het begraven overtredingen van de Kernenergiewet hebben plaatsgevonden, maar strafvervolging is niet mogelijk door verjaring van de overtredingen. Hiermee is voor regering en KEMA de kous af.
Toch zijn er nog steeds wat opmerkelijke kanten, zo blijkt uit een persbericht van de ‘Vrienden van de KEMA’: belastende vondsten zijn niet doorgegeven aan de officier van justitie en de radium-vondst en de gevonden zak met 77 x de toegestane stralingsdosis zijn uit het verhaal van de minister verdwenen.
“Kernonderzoek bij ECN overbodig en slecht”
De RAWB (Raad van Advies voor Wetenschapsbeleid) vindt dat kernenergieonderzoek bij het ECN overbodig en kwalitatief minder is dan in het buitenland en maar moet stoppen, zelfs al er nieuwe kerncentrales gebouwd worden. Volgens het adviesorgaan is er in Nederland nauwelijks een industrie die kan profiteren van het onderzoek. De ECN is ‘not amused’ en zegt dat elektriciteitsbedrijven nog steeds geïnteresseerd zijn in "kernenergetisch onderzoek" en er daarnaast ook nog behoefte is aan onderzoek naar de berging van radioactief afval.
Industrie: geen investeringen, wel opdrachten
Onder de naam Dutch Scientific en op initiatief van FOM en NIKHEF, hebben ongeveer 30 Nederlandse bedrijven zich aangesloten om een grotere industriële bijdrage te kunnen leveren aan het internationale kernfusie-onderzoek. In Hengelo (bij Stork) komt een coördinatiecentrum van het samenwerkingsverband. In het overzicht van het Wetenschapsbudget 1982 bleek dat de industrie geen cent investeerde in fusie-onderzoek. Nu hoopt men op opdrachten. Het consortium lukt het de eerste jaren voor ongeveer 20 miljoen per jaar opdrachten binnen te slepen, maar na 1993 komt de klad er in.
Verdeling aandelen Covra
Het parlement gaat na veel discussie akkoord met een staatsaandeel van 10% in de Covra. De andere 90% zijn gelijkelijk verdeeld over de GKN, PZEM en de ECN.
De in december 1982 als BV opgerichte Covra, is nu in feite een samenwerkingsverband tussen de belangrijkste producenten van het afval. Aandeelhouders zijn de GKN (30%), PZEM (30%) en de ECN (30%) en de Nederlandse Staat voor de resterende 10%. De inbreng van de Staat lijkt beperkt, maar de instemming is nodig van de regeringscommissaris voor alle besluiten die essentieel zijn voor de taakuitvoering dus de eindverantwoordelijkheid ligt bij het Rijk. De risico’s ook, overigens. Het afval moet tijdelijk (gedurende 50-100 jaar) opgeslagen worden, waarna eindberging plaats moet vinden. Waar, wat en hoe is onduidelijk. Een ingenieursbureau heeft wel berekend dat langdurige ondergrondse opslag f 2792 miljoen zal kosten. Dit bedrag zal voortaan altijd genoemd worden. In het Kamerdebat zegt Minister Nijpels (VROM) dat Frankrijk heeft laten weten het opwerkingsafval vanaf 1992 terug te sturen.
Te weinig deskundig personeel voor nieuwe centrales
De ECN neemt een simulator in gebruik voor de opleiding en bijscholing van bedieningspersoneel van een kernreactor. Men klaagt erover dat er een tekort dreigt aan deskundig personeel: dat aantal is in de afgelopen 10 jaar teruggelopen van 1000 naar 100 mensen. Daarom is het bouwen van nieuwe kerncentrales in Nederland onverantwoord en kunnen instanties die zich met controle en veiligheid bezighouden een uitbreiding niet verhapstukken, zegt Versteegh van het ECN. De Kernfysische Dienst (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) reageert dat er voldoende personeel is en ook een evt uitbreiding mogelijk is: “maar men moet dan volstaan met bestaande en beproefde concepten voor nieuwe kerncentrales. Dus men moet niet zelf een nieuw concept gaan ontwikkelen.“
Diversificatie UCN; laserverrijking onder geheimhouding KeW
UCN heeft vorig jaar al aangekondigd dat het haar activiteiten uitbreidt: het gaat zich ook richten op de lucht- en ruimtevaart. UCN-Aerospace wordt opgericht en in januari 1989 komt er een order van Fokker voor de onderdelen van de F-100. In maart 1990 krijgen UCN, Fokker en Stork f 77 miljoen van EZ om te kunnen meedoen aan en internationaal telecommunicatie programma.
Op de Universiteit Twente ontstaat in oktober (1988) beroering door de voorgenomen samenwerking met UCN in laseronderzoek. Men vreest militaire toepassingen van het onderzoek, maar in maart 1989 wordt door UT en UCN samen het NCLR (Nederlands Centrum voor Laser Research) opgericht. In april antwoord minister De Korte (EZ) op Kamervragen dat “hoewel de laserverrijking van uranium nog ver verwijderd is van commerciële toepasbaarheid“ hij het onderzoek “met het oog op mogelijke proliferatiegevaren“ onder de toepassing van het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet (Stb. 1971, 420) gebracht heeft.
Begroting 1991: posten voor kernenergie
Uit de antwoorden op Kamervragen blijkt dat de KEMA jaarlijks ongeveer f 10 miljoen uitgeeft aan kernenergie-onderzoek. Dit betreft eigen onderzoek als wel participatie in –internationaal- experimenteel onderzoek.
Ook blijkt uit de begroting van EZ dat het ministerie vrijwel alle kosten van kernenergie betaald (ongeveer 10% wordt door andere departementen betaald; o.a. universitair onderzoek). In 1991 wordt f 55 miljoen besteed aan: onderzoek radioactieve straling (3 mln.); kernsplijting (23,7 mln.); kernfusie (7,4 mln.) en Aanvullend Programma HFR (18,7 mln.)