11 mei 1950
J.C. van Staveren, directeur KEMA, schrijft een brief aan de penningmeester van FOM (J.M.W. Milatz) waarin voorgesteld wordt een proefreactor (“uraniummijt“) te bouwen van “ten minste 100 kW“. Hij stelt dat de prijs (geraamd op 4.500.000 gulden) “geen bezwaar mag vormen“. KEMA wil een samenwerkingsverband van elektriciteitsmaatschappijen, FOM en industrie en de locatie zou dan Arnhem zijn: “een nieuw gebouwd en modern geoutilleerd researchlaboratorium staat daartoe onzer beschikking.” Dit voorstel zal de Noors-Nederlandse reactor overbodig maken en heeft daardoor weinig kans van slagen.