- HOR/IRI Delft:
- De Hoger Onderwijs Reactor van het Interuniversitair Reactor Instituut van de Technische Universiteit Delft
- Vergunningen:
- (juridische) procedures van en bezwaren tegen vergunningen en bestemmingsplannen voor specifieke bezigheid of installatie
Niet eens hinderwetvergunning voor reactor
De HOR (Hoger Onderwijs Reactor) in Delft wordt voor het eerst kritisch. Hoewel het de bedoeling was de reactor (met een vermogen van in eerste instantie 100kW te gebruiken die in 1957 op Schiphol in de tentoonstelling ‘Het Atoom’ functioneerde, bleek die helemaal niet geschikt. Wel zijn er onderdelen van gebruikt. De kosten voor het Reactor Instituut Delft zijn f 15 miljoen. Veel meer dan begroot en ook twee jaar later dan gepland klaar. De reactor is een ontwerp van het RCN, Comprimo en Van den Broek en Bakema (architecten). Pas op 11 juli 1963 wordt door B&W van Delft een vergunning verleend krachtens de Hinderwet voor de duur van de initiële beproeving van de HOR. Een aantal bedrijven en omwonenden in de omgeving hebben bezwaar gemaakt tegen de reactor; ze vrezen dat bij een evt ongeluk zij gevaar lopen te worden besmet.
Groter vermogen IRI
Nadat men halverwege 1967 begonnen is met de modificatie en uitbreiding van de reactorinstallatie, wordt de IRI weer opgestart met een vermogen van 2MW (thermisch). De reactor had een oorspronkelijk vermogen van 100kW. Er kwam een vergunning voor 200kW in februari ’66 en voor 500kW in maart 1967. Er zal op 19 februari 1969 nog een vergunning komen tot een vermogen van 3MW, maar dat vermogen zal nooit bereikt worden.
IRI: vergunning voor verbouw
Nadat op 26 juni bekend is gemaakt dat de IRI op 4 maart 1980 een vergunningsaanvraag heeft gedaan voor het vernieuwen van het regelinstrumentarium en het bouwen van een regelkamer buiten de reactorhal van de HOR, vergeet de gemeente Delft vervolgens te publiceren dat er de mogelijkheid bestaat bezwaar aan te tekenen. De Haagse Stroomgroep gaat in beroep en vindt de f 6 miljoen die met de bouw gemoeid zijn niet in verhouding staan tot de uitgaven “die worden gedaan voor onderzoek naar duurzame en milieuveilige energievormen". De bezwaren worden afgewezen of niet-ontvankelijk verklaard en de vergunning wordt door de betrokken ministeries afgegeven per 31 december 1980. Er wordt nog wel in beroep gegaan bij de Raad van State, maar aangezien dat geen schorsende werking heeft, kan de IRI beginnen met de (ver-)bouw.
De Staat sjoemelt met de Kernenergiewet
Vergunningen voor het gebruik van stralings- of onderzoeksapparatuur zijn gewoon op een nieuwe naam gezet met alleen een publicatie in de Staatscourant achteraf. Zo blijkt de onderzoeksreactor van het Inter Universitair Reactorinstituut opeens op naam van de Technische Universiteit Delft te staan. Volgens de Kernenergiewet moet de nieuwe eigenaar een (nieuwe) vergunning aanvragen, die openbaar is en waartegen bezwaar gemaakt kan worden. In totaal lijkt het al ruim 20 keer voorgekomen te zijn dat dat niet gebeurt, meest bij ziekenhuizen.
Vergunning voor conversie IRI-Delft
De TU in Delft vraagt een vergunning aan voor omschakeling van de IRI- reactor op laagverrijkt uranium. Dit is de belangrijkste voorwaarde van de VS, die weigeren hoogverrijkt uranium te leveren en ook het afval terug te nemen. Daardoor is al een probleem ontstaan met de opslag van de brandstof in Delft, maar omdat als een soort noodsituatie de VS in 1994 alsnog 33 elementen terugnamen, hoeft de reactor niet stilgelegd te worden.
Hoogverrijkt uranium is eenvoudig te gebruiken in kernwapens en daarom hebben de VS al sinds 1977 een beleid om onderzoeksreactoren die zij van brandstof voorzien om te laten schakelen naar laagverrijkt uranium. Dat geldt ook voor de HFR.