- Strafrecht:
- Juridische procedures: strafrecht-processen of kort geding
Geen gerechtelijk onderzoek begraven KEMA-afval
Eindelijk stuurt minster Ginjaar (V&M) de langverwachte notitie naar de Kamer over het radioactief afval op het KEMA-terrein. Hoewel er volgens de minister geen dringende redenen zijn het afval te verwijderen, doet het algemeen milieuhygiënisch beleid, namelijk het beperken van het aantal stortplaatsen van afval, hem toch besluiten dat het “ongewenst“ is “dat de begraafplaats van afval op het terrein van de KEMA blijft bestaan”. De KEMA beloofd nog voor het einde van het jaar een opgraafplan te hebben en schat de kosten van het opgraven tussen de half en 1 miljoen gulden. De gemeente (Arnhem) spreekt zich vervolgens uit voor een gerechtelijk onderzoek naar de handelswijze van de KEMA en vraagt vervolgens de Minister zo’n (voor)onderzoek in te stellen. Pas op 15 oktober komt er (na aandringen) een reactie van de minister: er komt geen gerechtelijk onderzoek. Ook de Officier van Justitie beslist in februari 1981 dat er geen gerechtelijk onderzoek komt: opzet is niet bewezen en de overtredingen zijn verjaard.
Kamer krijgt zeer gekuiste versie van Khan-rapport
Het rapport over de Affaire Khan wordt door de regering gepubliceerd. Nog steeds wordt geprobeerd de affaire te bagatelliseren: “De werkgroep heeft niet onomstotelijk kunnen vaststellen dat dr. ir. A.Q. Khan, al dan niet met behulp van anderen, geheime UC-gegevens opzettelijk onder zich heeft genomen en/of heeft medegedeeld aan of het ter beschikking heeft gesteld van een buitenlandse mogendheid.“ Al is het, wordt wel meteen gesteld, “aannemelijk dat Pakistan via Khan in het bezit is kunnen komen van gevoelige kennis op het gebied van de verrijkingstechnologie“ en heeft dat Pakistan ‘aanzienlijke tijdwinst’ opgeleverd bij het opzetten van een proefverrijkingsfabriek. De Kamer krijgt echter een gekuiste versie van het geheime rapport van de interdepartementale werkgroep uit oktober 1979, blijkt in 2005 als het VPRO-onderzoeksprogramma Argos het rapport openbaar maakt. Het ambtelijke rapport meldde al in juli 1979 dat Khan op delen van de zeer geavanceerde 4M centrifugetechnologie de hand heeft weten te leggen. De openbare rapportage aan de Kamer rept echter met geen woord over de 4M en is bovendien meer dan terughoudend in het benoemen van wat Khan wel aan kennis en kunde vanuit Nederland naar Pakistan zou kunnen hebben meegenomen. In februari 1981, wordt door justitie meegedeeld dat er tegen een Khan een strafrechtelijk onderzoek zal worden ingesteld. Er wordt geen arrestatiebevel uitgevaardigd omdat uitlevering toch niet mogelijk is. Ook tegen twee bedrijven (Van Doorne’s Transmissie uit Tilburg en FDO uit Amsterdam, en onderneming van VMF/Stork) wordt een vooronderzoek gestart.
Rapport van de Interdepartementale werkgroep belast met het onderzoek ’de zaak Khan’
Begraven KEMA-afval in strijd met toen-geldende regels
De minister antwoordt op nadere vragen dat het begraven van verrijkt uranium op het KEMA-terrein in strijd was met de toen geldende interne voorschriften en regels van de KEMA, en het OM heeft ook geconstateerd dat door het begraven overtredingen van de Kernenergiewet hebben plaatsgevonden, maar strafvervolging is niet mogelijk door verjaring van de overtredingen. Hiermee is voor regering en KEMA de kous af.
Toch zijn er nog steeds wat opmerkelijke kanten, zo blijkt uit een persbericht van de ‘Vrienden van de KEMA’: belastende vondsten zijn niet doorgegeven aan de officier van justitie en de radium-vondst en de gevonden zak met 77 x de toegestane stralingsdosis zijn uit het verhaal van de minister verdwenen.
Khan wegens vormfout vrijgesproken van atoomspionage
Nadat Khan in eerste instantie op 14 november 1983 bij verstek tot 4 jaar cel wordt veroordeeld wegens de poging geheime gegevens over centrifugetechnologie te bemachtigen, wordt hij nu in hoger beroep wegens een vormfout vrijgesproken: het is onduidelijk of hij de dagvaarding heeft ontvangen. Het OM beslist in juni 1986, dat hij niet opnieuw vervolgd gaat worden; de feiten zijn te lang geleden en daarom verliest een nieuwe strafvervolging “opportuniteit.“ Hij wordt wel tot persona non grata veroordeeld, maar blijft ook daarna Nederland clandestien bezoeken en krijgt ook minstens 3 keer officieel ‘op humanitaire gronden’ toestemming om Nederland te bezoeken. Zo wordt hij in december 1988 aangehouden en het land uitgezet.
Ondertussen zijn Van Doorne’s Transmissie en FDO in respectievelijk september en november 1984 vrijgesproken. In september 1987 komt FDO opnieuw onder vuur als bekend wordt dat 2 Tsjechische stagiaires vanaf 1968 ook toegang gehad kunnen hebben tot al het geheime ultracentrifuge onderzoek. Op 2 juli 1985 wordt Khan’s Nederlandse zakenpartner en vriend Slebos tot 12 maanden cel veroordeelt wegens illegale uitvoer en hulp aan het Pakistaanse atoomprogramma.
Namibisch uranium: proces tegen Nederlandse Staat
Het uitvoerend comité van De Raad voor Namibië van de Verenigde Naties besluit voor een Nederlands Hof een rechtszaak te beginnen tegen de Nederlandse Staat. Nederland wordt er van verdacht Artikel 1 van het Namibië-decreet te overtreden door uranium uit Namibië te betrekken. Maar er zijn nogal wat bureaucratische en politieke besluiten noodzakelijk voordat het ook daadwerkelijk tot een proces zal komen, maar in september wordt gemeld dat nog “voor het eind van het jaar“ een dergelijk proces wordt begonnen. “We hopen dat het proces tegen Urenco andere landen zal weerhouden van het importeren en verwerken van grondstoffen uit Namibië”, aldus de VN-commissaris voor Namibië. De affaire loopt nu al vanaf eind 1977.
Eindelijk proces tegen Staat wegens 'heling'
Nadat er sinds 1981 al over gesproken wordt, is het nu eindelijk zo ver: Urenco, UCN Nederland en de Nederlandse Staat staan in Den Haag voor de rechter wegens ‘heling’ van uranium uit het door apartheidstaat Zuid-Afrika bezette Namibië. Op 14 juli heeft de VN Raad voor Namibië de dagvaarding bekend gemaakt. Op 1 september, de eerste zittingsdag, wordt het proces meteen verdaagd tot 1 december om de gedaagden de tijd te geven hun verweer op te stellen. Maar op 1 december wordt het vervolgens meteen verdaagd tot 3 mei 1988. De kern van het (schriftelijke) verweer van de Staat is dat niet aan te tonen is dat het uranium bij Urenco in Almelo afkomstig is uit Namibië en dat Nederland dus niet verweten kan worden dat het onrechtmatig grondstoffen uit het door Zuid-Afrika bezette land laat verwerken. De mondelinge behandeling van de zaak is op 6 juni 1989. De repliek van de Raad voor Namibië: de Nederlandse Staat kan op grond van overeenkomsten afleiden waar het uranium van afkomstig is; een bank die gestolen geld ontvangt kan zich niet verweren met het argument dat aan het geld niet te zien is dat het gestolen is.